Castellum Flevum in Makkum

 

In het begin van onze jaartelling waren de Romeinen doorgedrongen tot in Friesland. Zij hadden hier een versterking liggen genaamd Castellum Flevum. Tot op de dag van vandaag is niet zeker waar dit castllum lag. Wat we er van weten is overgeleverd door de romeinse schrijver Tacitus:

Tactus ANNALES IV,60/75 
Hoofdstuk 72
4.72.1. In hetzelfde jaar zijn de Friezen, een volk aan de overkant van de Rijn, in opstand gekomen, meer als gevolg van onze eigen inhaligheid dan uit misnoegen over hun onderwerping. Drusus had hen een matige belasting opgedragen met het oog op hun beperkte middelen, namelijk om voor militair gebruik runderhuiden in te brengen, zonder dat iemand zich er ooit druk om had gemaakt welke kwaliteit en welke afmeting zij moesten hebben, totdat Olennius, een van de primipili, aangesteld om de Friezen te regeren, huiden van oerossen uitkoos, naar het formaat waarvan hij ze wenste te ontvangen.

4.72.2. Deze belasting, ook voor andere volken al een zware opgave, werd bij de Germanen des te moeilijker verdragen omdat zij wel wouden hebben, rijk aan kolossale wilde dieren, maar stalvee van slechts bescheiden omvang. En aanvankelijk leverden zij de runderen zelf in, daarna hun akkers, tenslotte stonden zij hun vrouwen of kinderen als slaven af.

4.72.3. Hieruit kwam wrok voort en geklaag en toen er geen verlichting kwam probeerden ze een oplossing te forceren door middel van oorlog. De soldaten die voor de inning van de belasting aanwezig waren werden gegrepen en aan de galg geknoopt: Olennius wist door een vlucht zijn vijanden te vlug af te zijn en trok zich terug in een versterking dat de naam 'Flevum' droeg. Daar bewaakte een niet onaanzienlijke menigte burgers en bondgenoten de kust van de Oceaan.

Caput LXXIII

Hoofdstuk 73
4.73.1. Zodra dit bij Lucius Apronius, de pro-praetor van Beneden-Germanie, bekend was geworden, ontbood hij de eenheden van de legioenen uit de Boven-Provincie alsmede uitgelezen infanterie en cavalerie van de hulptroepen en voerde beide legereenheden de Rijn af naar de Friezen. Het beleg van het fort was toen al opgeheven en de opstandelingen waren weggetrokken om hun eigendommen te verdedigen. Derhalve verstevigde hij de estuaria in de buurt met dijken en veenbruggen om daar de zwaardere legertros overheen te voeren.
4.73.2. En na intussen doorwaadbare plaatsen gevonden te hebben gaf hij een ruiterafdeling van de Canninefaten en wat er aan Germaanse ruiters tussen de onzen diende de opdracht om met een omtrekkende beweging in de rug te komen van de vijanden, die, al voor een veldslg opgesteld, de cavalarie van de bondgenoten en de te hulp gezonden ruiterij van de legioenen onder zware druk zetten. Toen zijn drie lichtgewapende cohorten en daarna weer twee en, nadat er vervolgens enige tijd tussen verlopen was, de ruiterij van de bondgenoten opafgestuurd. Hoewel die sterk genoeg zouden zijn geweest als zij tegelijk aangevallen hadden, hebben zij nu, omdat ze bij tussenpozen gearriveerd waren, enerzijds niets bijgedragen aan het moreel bij de soldaten die al in verwarring gebracht waren en anderzijds werden zij door de schrik van de vluchtenden meegesleurd.

4.73.3. Toen stelde Apronius aan Cethegus Labeo, onderbevelhebber van het vijfde legioen, alles ter beschikking wat hij nog aan hulptroepen had. En ook hij, door de hachelijke omstandigheden van de zijnen in een gevaarlijke positie gebracht, verzocht dringend om de hoofdmacht van de legioenen door het zenden van boden. Toen stormden de mannen van het vijfde legioen voor de anderen naar voren en, door de vijand in een verbeten gevecht op de vlucht te drijven, ontzetten zij de cohorten en eskadrons die uitgeput waren door verwondingen. En de Romeinse aanvoerder trok niet op wraak uit noch begroef hij de gesneuvelden, ofschoon er veel tribunen en praefecten en aanzienlijke centurio's gesneuveld waren.
4.73.4. Naderhand is men van overlopers te weten gekomen dat 900 Romeinen afgemaakt zijn in het zogenoemde Baduhennawoud nadat zij de strijd tot de volgende dag hadden weten te rekken, en dat een andere afdeling van 400 eerst de villa bezet hadden van Cruptorix, die ooit als soldaat gediend had, en elkaar neergestoken hadden toen men verraad vreesde.

Caput LXIV
Hoofdstuk 74
4.74.1. Hierna was onder de Germanen de naam van de Friezen beroemd, terwijl Tiberius de verliezen geheim hield om niet aan een ander de oorlog te hoeven op te dragen. En ook de senaat maakte zich hierover geen zorgen, of de zoom van het rijk te schande gemaakt werd. Schrik over wat zich vlakbij afspeelde had zich van hen meester gemaakt; hiervoor zochten zij een oplossing door vleierij.

Vertaling: http://benbijnsdorp.info/ann04_60.html  

Wat we hier lezen over Castellum Flevum is erg beperkt maar we kunnen wel het volgende zeggen:

  • Het lag aan de kust 
  • Het lag in of bij Friesland
  • Het lag stroomafwaarts van de Rijn
  • Het lag aan het Flevum/Vlie
  • Het was in de buurt van een estuarium
  • Het was groot genoeg om een aanzienlijke hoeveelheid volk/soldaten te herbergen
  • Er is flink gevochten tussen de Friezen en Romeinen
  • Het was niet ver van het bos Baduhenna

 

Nu zijn er in het verleden al een flink aantal locaties geopperd en de laatste jaren is vooral Velzen favoriet. Doordat daar resten van een Romeinse vesting zijn gevonden met sporen van geweld en het aan het IJ lag dacht men het definitief gevonden te hebben.

Maar helaas kloppen er een paar punten niet met de beschrijving van Tacitus, het IJ is niet het Vlie/Flevum, maar vooral de omgeving roept vragen op. Een estuarium is een waddengebied aan de monding van een rivier. Waarbij hier de romeinen wegen/dijken en bruggen moesten aanleggen om hun eigen fort te kunnen ontzetten. Bij Velzen zitten we tegen de duinen aan, dat is toch een heel ander landschap. Er zal daar wel water, moerassen e.d. zijn geweest, maar daar zullen de romeinen hun fort toch niet gebouwd hebben?

Een andere populaire optie was het fort Vechten, niet ver van Utrecht. Hier was een aanzienlijk romeins fort in de bodum aangetroffen en het was zeker een belangrijke romeinse uitvalsbasis. Echter lag het niet dicht bij de zee laat staan een estuarium.

In 1927 kwam prof. Boeles een archeoloog met de optie Westergo in Friesland. Doordat ik onlangs zijn boek op internet heb kunnen lezen kwam ik een aantal aanvullende argumenten tegen voor mijn theorie dat het Castellum Flevum in Makkum lag. Hij noemt als belangrijk argument dat juist aan de westkust van Westergo veel Romeinse vondsten zijn gedaan. Dit dacht men toe te moeten schrijven aan handelaren die daar woonden en friesche soldaten welke in het romeinse leger hadden gevochten. Maar vreemd was dat toch een beetje omdat die handelaren en soldaten net zo goed in andere delen van friesland voor kwamen. Het wordt anders als er een romeins castellum lag. Van hieruit zullen de romeinse voorwerpen zich in de omgeving verspreiden. Dit verklaart beter waarom er romeinse vondsten zijn gedaan in plaasten als Cornwerd, Makkum en Idsegahuizen.

Waarom dan Makkum en niet, Harlingen, Workum, Hindeloopen of Staveren? Als we naar de plattegrond van Makum kijken dan zien we een regelmatige structuur in de vorm van een dambord. Dit is typisch Romeins. De kerkstraat en bleekstraat lopen van noord naar zuid en dwars daarop vinden we het vallaat, de voorstraat, achterstraat, markt, middenstraat, tuinstraat en laan. De natte infrastructuur was ideaal voor de romeinse vloot. Grote en kleine zijlroede verbonden door de kromme sloot boden vanaf zee een directe toegang tot het achterland van het waterrijke friesland. Een ideale plaats voor de romeinen om friesland te kunnen beheersen. Andere plaatsen in friesland zijn vaak georienteerd op een terp en de straten lopen dan rond of radiair. De goede waterverbindingen van Harlingen, Workum en Stavoren zijn juist van een latere datum en bestonden nog niet in de romeinse tijd.

Zie ook: http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/BoelesPCJA_Friesland11e_eeuw.pdf.

 

En wat schetst onze verbazing?

In het boek 'De rand van het rijk, de Romeinen en de lage landen' van Lendering en Bosman vinden we onderstaande kaart:

Drususgracht

Nog wel met een vraagteken, maar archeologen denken blijkbaar ook dat de Romeinen in Makkum bezig geweest zijn. Dit gegraven kanaal zou dan langs de friese westkust gegraven zijn vanaf Staveren tot Makkum om daar het binnenland in te duiken en verbinding te maken met de Marne/Boorne.

Hierdoor konden de Romeinen veilig vanaf het Almere tot aan de monding van de Middelzee doorvaren en hoefden ze niet over de gevaarlijke noordzee. Zij hebben deze route meerdere malen gebruikt om zo op een snelle manier door te dringen tot het huidige Noord-Duitsland.Drusus heeft dit gedaan in 12 voor Christus, gevolgd door Tiberius in 4 en 5 na C. , Germanicus in 15 na C. en nog een keer in 16 na C.

Het leuke van het plaatje is dat de knik aan de noordkant van de Drususgracht precies bij Makkum ligt. Blijkbaar gingen ze daar het binnenland in en mogelijk was daar al een afwateringsloot dan wel hebben zij die gemaakt en of uitgebreid. Dit zou ook goed kunnen verklaren waarom er tussen het voormalige makkumermeer en Zuiderzee twee verbindingen waren, als deze er toen al niet waren.

Makkum zal mogelijk een uitvalsbasis zijn geweest bij de aanleg van het kanaal en later bij de verdediging van dit kanaal tegen ongewenste indringers. Mogelijk zijn de Romeinen ook de bouwers van de sluizen in Makkum. Deze techniek was namelijk in Italie al bekend.

Of dit tot het Castellum Flevum heeft geleid is niet zeker maar dat de naam Statum uit deze tijd stamt is dus zeker zeer goed mogelijk.

Op oude kaarten van Makkum zien we namelijk de vermelding Statum bij het zuidelijke deel staan. Dat is waar zich nu het centrum bevindt en de delen ten zuiden daarvan.Traditioneel wordt de naam Statum gelijk gesteld aan Stathe (in Utrecht) en Dorestate (wijk bij Duurstede). Het zou dan een (handels- of landings-)plaats aan een oever zijn. Dit zou dan een Keltische oftewel pre-Romeinse naam zijn. Nou zien we echter dat bijvoorbeeld Dorestate ook als Dorestatus en Dorstatum voorkomt. Dit zijn toch duidelijk latijnse vervoegingen welke op een Romeinse oorsprong van de naam lijken te duiden en niet op een Keltische.

En wat te denken hiervan (op Nifterlaca.nl):

Bijna 5 jaar geleden merkte wijlen Hans den Beste, taalkundige aan de Universiteit van Amsterdam, hier het volgende op: 
 

Quote

"State " is een veel te jong woord. Bovendien verklaart "state de vormenrijkdom van Dorestat niet: -state, -stati, -states, status, steti, statii,, stade, stada, stadum, stadio, etc. En "state" als een woord voor een licht beveiligd stenen huis kan niet "fort" of "burcht" betekenen, terwijl Dorestad twee keer als burcht/fort wordt aangeduid: castro Duristate, iuxta castrum quod dicitur Dorestadum. Dorestat zou dus de naam geweest kunnen zijn van een Romeins fort,waarnaast de koopmans-nederzetting .ontstaan is,D e naam is dan waarschijnlkjk Gallo-Romeins.


En hier voerde ik twee werken op die iets te melden hebben over de etymologie van Doresta(d)(t)(e). 
Misschien nog eens opnieuw induiken? 

Als we weten dat Statum op een terp gebouwd is dan moet de ouderdom tussen 500 voor en 700 na Christus liggen. In dit tijdvak komen we ook Dorestate tegen. De betekenis zal dus waarschijnlijk de zelfde zijn.

Hiermee is het erg aannemelijk dat Makkum/Statum een Romeinse vestigingsplaats is geweest. Want wat betekende het woord Statum in die tijd?

STATIO 
Enciclopedia dell' Arte Antica (1966) 
di S. Ferri 
STATIO. - È vocabolo assai ben definito del lessico latino, come luogo di sosta, posto di guardia, porto e simili. In greco ha il termine corrispondente nel vocabolo stàsis che è anche usato dalla retorica greca in senso analogo al latino status, constitutio, quaestio, appellatio; vale anche indugio, mora, intervallo (Quint., iii, 6; Dion. Hal., p. 148 R). Come traduzione del greco thematismòs appare soltanto in Vitruvio (1, 2, 5) il quale ha evidentemente usato un testo perduto, oppure ha frainteso il termine greco che vale nel gergo grammaticale "determinazione arbitraria". Secondo Vitruvio la statio, che è il primo coefficiente del decor e che in greco è detta appunto thematismòs, consiste nel destinare i vanî tipi di templi alle varie divinità secondo la loro natura: a Giove Folgore un tempio ipetrale, a Minerva un tempio dorico, a Venere uno corinzio, a Giunone uno ionico. 
(S. Ferri)

In Nederlands staat hier ongeveer:

Statio Encyclopedie dell 'Arte Antica (1966) S. Ferri Statio. - Het is zeer goed gedefinieerde term in het Latijnse lexicon, als een rustplaats, de bewaker, de haven en dergelijke. In griekse heeft de overeenkomstige term in het woord stasis die ook wordt gebruikt door de Griekse retoriek in de betekenis analoog aan het Latijnse status Constitutio, quaestio, appellatio; geldt ook vertraging, blackberry, interval (Quint, iii, 6;.. Dion Hal, blz 148 R..). Als een vertaling van het Griekse thematismòs verschijnt alleen in Vitruvius (1, 2, 5), die blijkbaar gebruik gemaakt van een tekst verloren of verkeerd begrepen het Griekse woord dat is jargon grammatica "arbitraire bepaling." Volgens Vitruvius, het statio, dat is de eerste coëfficiënt van de inrichting en dat in het Grieks is precies thematismòs genoemd, is om de kamers soorten tempels toe te wijzen aan de verschillende goden volgens hun aard: een tempel voor Jupiter Thunderbolt ipetrale, een Dorische tempel aan Minerva, Venus een Korinthische, in een ionische Juno.

Dus een soort halteplaats/havenplaats.

Bij de discussie op Nifterlaca.nl wordt ook geconstateerd dat de naam Dorestate de oudst gevonden vorm van State is. Een Keltische betekenis kunnen we dus niet terugvinden en is waarschijnlijk slechts een hypothese geweest om de naam Dorestate te kunnen verklaren. Kijken we naar het eerste deel 'Dore' dan lijkt dit verklaard te kunnen worden met doorgang/poort/port/deur. Maar dat zullen we zsm verder uitspitten!


Created: 2013-12-09 21:20:38